‘Irak baken op zee van Arabische onrust’

‘Irak baken op zee van Arabische onrust’

De journalist Jacob Hoekman van het Reformatorisch Dagblad schreef een artikel over de exodus van de christenen in Irak. Hoekman kreeg, tijdens zijn interviews, van verschillende Assyriërs te horen dat zij zich als minderheid onder Saddam Hussein beter beschermd voelden. Hoewel er nog steeds problemen zijn in Irak, is het er rustiger dan in de omliggende Arabische landen. Hoe het verder moet, weet echter niemand.

Van meer dan een miljoen naar een kleine 300.000, in een paar jaar tijd. Als de exodus van christenen in het Midden-Oosten érgens dramatische gevolgen heeft, is dat wel in Irak. Het land dat als eerste zijn dictator verloor, kreeg er aanhoudende onrust en aanslagen voor terug. Maar omliggende landen zien geen reden te denken dat het bij hen ook zo zal gaan.

‘Doe wat, smeek ik iedereen. Doe wat! Maar er gebeurt niets.’ Sehame Sahem Abdulahad heeft ieder vertrouwen in de mensheid verloren. De 64-jarige christelijke weduwe schreeuwt tegen haar bezoek; schreeuwt haar onmacht uit. ‘Zo veel organisaties komen langs, maar ze kunnen onze situatie niet beter maken. Voor mij hoeft dat ook niet meer, maar doe het dan voor mijn kinderen. Doe het dan voor mijn kinderen!’

Sehame verloor op 1 september 2008 haar man, de toen 65-jarige Nafi Bahser Mikha. ‘We woonden in Mosul’, zegt zijn weduwe, nu op minder luide toon. ‘Hij passeerde met zijn auto een checkpoint. Hij moest zijn identiteitskaart laten zien, waarop staat dat hij christen was. Daarna werd hij gevolgd. Anonieme lui dwongen hem te stoppen en schoten hem dood. Omdat hij christen was.’

‘Het was de eerste dag van de ramadan, ik weet het nog goed’, vult schoondochter Lenela Essa Ibrahim (33) aan. Ze zit naast weduwe Sehame op de bank. Dat sommige radicale moslims tijdens de vastenmaand bijzonder fanatiek zijn, weet zij net zo goed als haar schoonmoeder. Ook zij is weduwe.

Negen dagen na de moord op Mikha, op 10 september 2008, schoten radicalen ook Rayan Nafi Basher (39) dood, de zoon van Sehame en de man van Lenela. Dat gebeurde in Rayans fietsenzaak in Mosul. ‘Ze checkten zij identiteit. Toen bleek dat hij christen werd, vermoordden ze ook hem.’

Getuigen waren er niet, behalve een kind. ‘Via hem weten we dat ze vroegen: Ben jij Rayan, de christen? Ja, antwoordde hij. Dat was genoeg voor hen. Ze schoten onmiddellijk.’

Machtsvacuüm

De verhalen van Sehame en Lenela staan niet op zichzelf. Christenen én andere minderheden in Irak hebben het al jaren slecht – min of meer sinds de val van dictator Saddam Hussein. Hoewel hij niet door zijn eigen volk tot aftreden werd gedwongen –de Amerikanen zorgden met hun invasie voor zijn gedwongen aftocht– laat zijn val wel zien waar een machtsvacuüm toe kan leiden in een Arabisch land. Irak was niet alleen het eerste land dat zijn dictator verloor, maar is ook het land dat al jarenlang de meeste instabiliteit kent.

De veelal Assyrische christenen voelden zich onder Saddam Hussein redelijk beschermd, geven velen van hen aan. Op reis langs christelijke dorpen in Noord-Irak klinkt steeds hetzelfde mantra: onder Saddam was het beter. Ook andere minderheden, zoals islamitische shabaks en yazidi’s, zeggen dat.

In landen waar de Arabische opstand om zich heen greep, klinken nu dezelfde geluiden. De positie van christenen in Egypte is er sinds de val van Hosni Mubarak fors op achteruit gegaan. Hetzelfde dreigt in Syrië te gebeuren. ‘Ik begrijp niet dat andere landen geen lessen trekken uit wat hier plaatsvindt’, zegt een Syrisch-orthodoxe geestelijke in een van de christelijke dorpen van Noord-Irak. ‘Saddam was een grote crimineel, maar wat er nu gebeurt is nog veel erger.’

Koerdistan

Het schip Irak is gestrand. Hoe het verder moet, weet eigenlijk niemand. En áls er al oplossingen zijn, worden die door lang niet alle betrokkenen gedeeld.

Ook christenen zijn niet eensgezind, hoewel steeds meer Assyrische groepen elkaar vinden in het streven naar een eigen, christelijke provincie in het noorden van Irak. Lichtend voorbeeld is Koerdistan, een semiautonoom gebied binnen de grenzen van Irak. In Koerdistan is het wél relatief rustig – reden waarom veel minderheden, onder wie duizenden Assyrische christenen, erheen vluchten.

De Koerdische bevolking is islamitisch, maar nauwelijks extremistisch – hoewel de sterk oplopende werkloosheid door de toevloed aan vluchtelingen voor steeds meer spanningen zorgt. In december nog werden christelijke winkels en hotels in de Koerdische stad Zakho aangevallen nadat een mullah in een moskee had gezegd dat christelijke bedrijven ‘onrein’ zijn.

Christenen vinden er nog steeds een relatief veilige plek, maar ze hoeven niet te rekenen op steun van de Koerden in hun streven naar een eigen provincie. Die plannen kunnen christenen beter in de vrieskast zetten, zegt woordvoerder Ahmed Mufti van de Koerdische premier Barham Saleh tijdens een gesprek in de Iraakse stad Sulaymania. ‘Er zijn veel meer minderheden in Koerdistan. Op het moment dat je zo’n provincie gaat toestaan voor christenen, dan moet het ook voor de Turkmenen en voor nog veel meer andere etnische groepen.’

Maar Koerdistan heeft toch zelf ook een autonome provincie gekregen? ‘Het Koerdisch gewicht kun je met geen enkele andere etnische groep vergelijken’, weerlegt Mufti. ‘We zijn met veel meer en hebben er heel lang voor gestreden. Bovendien moeten we kijken naar de redenen. Waarom willen de christenen een eigen provincie? Omdat ze zich niet veilig voelen. Maar juist in Koerdistan hebben christenen de meeste rechten van alle landen in het Midden-Oosten. Ik zeg niet dat ze volle rechten hebben, maar het zit er wel heel dichtbij.’

Mufti illustreert zijn stelling met een oud verhaal van een islamitische gast die de regio aandeed en zag hoeveel kerken er in sommige Koerdische steden staan. ‘Die man vroeg: Wat zijn dat? Kerken? Zitten hier nog christenen dan? Die moeten allemaal dood!’ Aan dat soort sentimenten hebben de Koerden nooit toegegeven, wil Mufti maar zeggen. ‘Kijk naar mijn eigen opa. Die was moefti, hier in Koerdistan. Met Kerst ging hij elk jaar een kerk binnen om de christenen geluk te wensen en om zelfs in de kerk te bidden. Ik geef toe: dat is veranderd, de verhoudingen zijn niet meer zó goed. Maar toch is de Koerdische president Barzani nog altijd vastbesloten om christenen te beschermen.’

Exodus

Voor veel christenen is die Koerdische verzekering niet genoeg. Maar als zelfs hun natuurlijke bondgenoten, de Koerden, hen niet willen helpen, hoeven ze zéker niet op steun van de landelijke Iraakse regering te rekenen met hun afscheidingsplannen. En dus zoeken christenen elders steun, in Europa en de Verenigde Staten. Lobbygroepen proberen parlementen ervan te overtuigen dat een veilige christelijke enclave bittere noodzaak is, omdat er anders binnen een enkele generatie geen christenen meer over zullen zijn in Irak. Ze zullen dan vermoord zijn of gevlucht – want de exodus van christenen gaat onverminderd door.

De Koerdische woordvoerder Mufti moet weinig van die houding hebben. ‘Ik vind dat christenen in dit land beter voor de dag moeten komen. Ze vertonen heel passief gedrag en denken dat de poort van Europa wijd voor hen openstaat. Daardoor zijn ze niet voldoende aanwezig in de Iraakse maatschappij. Christenen missen politieke vrienden in dit land. Je hebt mensen die het gezicht vormen van de sjiieten, van de soennieten en van de Koerden, maar de christenen hebben geen gezicht. Ze zijn afwezig doordat ze zo verdeeld zijn.’

Dat hebben steeds meer christenen zelf intussen ook in de gaten. Om één vuist te kunnen maken, is enkele jaren geleden de Chaldeeuws-Syrisch-Assyrische Volksraad opgericht: een belangenorganisatie met een onmogelijk lange naam om de belangrijkste christelijke groeperingen maar te kunnen vertegenwoordigen. De president is Fehmi Yusef Mansur, zelf een Assyrisch christen. In het hoofdkwartier in de Noord-Iraakse stad Duhok glimlacht hij een beetje droevig over de loop van de geschiedenis. ‘Eens vormden de Assyriërs een wereldrijk, nu zijn we een minderheid en moeten we vechten voor onze rechten.’

Mansur wil het gezicht naar buiten vormen dat de christenen in Irak verbindt. Maar het samensmeden van de uiteenlopende christelijke visies op hoe het verder moet met Irak, is een uiterst moeizaam werk. Tegelijk is het een race tegen de klok: elk jaar wordt het aantal christenen dat nog overblijft, kleiner. Want ieder vanouds christelijk dorp in Irak heeft last van de emigratie, zelfs als de bedreigingen minimaal zijn.

Dat blijkt bijvoorbeeld in Alqosh, een vrijwel geheel christelijk stadje tegen een berghelling in het noorden van Irak. Echt gevaarlijk is het leven hier niet, zegt voorzitter Gaswan Qas Yunan van de dorpsraad. ‘Dat komt omdat we bergen om ons heen hebben. Die beschermen ons. En we hebben hele strakke afspraken. Als iemand echt moet vertrekken, moet hij zijn huis aan een comité verkopen zodat er geen yazidi of moslim in kan komen wonen.’

Maar desondanks eist ook in Alqosh de emigratie haar tol. Van de 800 gezinnen die het dorp vanouds telde, zijn er sinds een paar jaar nog maar 500 over. De anderen zijn vertrokken. Naar Syrië, naar Turkije, naar Libanon. ‘Het is een soort ziekte”, vindt Yunan. „Een ziekte in het hoofd van de mensen. Ze kunnen aan niets anders denken dan: weg, weg.’

Complex vol trauma’s

Terug naar moeder Sehame en schoondochter Lenela uit Mosul. Ook zij willen weg uit Irak sinds Sehame haar man en zoon verloor, en Lenela haar schoonvader en man. Sindsdien wonen ze niet langer in wat wel bestempeld wordt als gevaarlijkste stad van Irak. Ze hebben hun heil gezocht in een klein, ommuurd vluchtelingenkamp niet ver van Mosul. Kinderen spelen op de modderige, stoffige straatjes.

Ruim 300 gezinnen wonen hier in evenzoveel kleine huisjes. Allen zijn ze op de vlucht voor terroristen. En allen hebben hun eigen verhaal. Die is ontvoerd, voor deze is zoveel losgeld betaald, en die zijn keel is doorgesneden. De ruim 300 huizen vormen samen één groot complex vol trauma’s.

Intussen zijn de terroristen niet eens ver weg. De omliggende velden zinderen in de voorjaarszon. Maar enkele kilometers verder, op de helling van glooiende heuvels, begint de bebouwing. ‘In die huizen zitten terroristische cellen’, zegt een bewaker in het vluchtelingenkamp stellig. Hij wijst op een slingerende weg. ‘Daar worden regelmatig mensen teruggevonden. Onthoofd.’

De beide weduwen kunnen zich niet langer bang voelen. Vooral de oudere Selame heeft weinig meer om voor te leven. ‘Waarom zou ik nog bang zijn? Ik geef er niets om als ze weer zouden komen en mij ook vermoorden. Ik slaap niet goed, ik ben psychisch kapot.’ Schoondochter Lenela knikt. ‘Ik ben moe, kan me niet meer concentreren. Ik voel me alsof ik in een soort comateuze toestand leef.’

Dan begint haar schoonmoeder weer te schreeuwen. Te schreeuwen over haar afgenomen leven, te schreeuwen zelfs over haar geknakte geloof. Huilend vertelt ze het meest schrijnende deel van haar verhaal. ‘Dertig jaar heb ik mijn kinderen de christelijke religie bijgebracht. Mijn man en mijn zoon leven nu door. Maar ik kan het niet meer. Vergeven zal ik hun moordenaars nooit. Nooit! Ik zal zelfs God niet toestaan hun te vergeven.’

En intussen blijft het gestrande Irak een baken dat maar weinigen op de zee van Arabische onrust opmerken.

Artikel door: Jacob Hoekman (Reformatorisch Dagblad)